Third Generation


10. Rutger TUSHUIJSEN was born about 1715 in Ruurlo?. He was christened on 28 July 1715 in Ruurlo.1 He died in December 1799 at the age of 84 in Winterswijk. Rutger was buried on 29 December 1799 in Winterswijk.5 He was a knecht op Tijshuis in Huppel, later landbouwer op Groters in Henxel. De herkomst van Rutger Groters (alias Tushuijsen) was erg moeilijk te achterhalen. Een aantal onderzoekers, zoals de heer Broekhuijsen uit Driebergen, Willem Grooters uit Leusden en Henk Groters uit Winterswijk, heeft zich daar in het verleden mee bezig gehouden. Maar een duidelijke verklaring voor de herkomst, gebaseerd op feitelijke informatie, werd niet gevonden. Uiteindelijk werd door de meeste onderzoekers verondersteld dat zijn vader Teunis waarschijnlijk uit Duitsland naar Haarlo (gemeente Eibergen) is gekomen en zich daar heeft gevestigd.

In december 2002 heb ik in het Rijksarchief te Arnhem nogmaals een aantal doopboeken doorgelezen van kerkgemeenten in de Achterhoek. Daarbij vond ik in het doopboek van Ruurlo de doop van een Lubbert op 28 juli 1715, zoon van Teunis Gerrijtsen en Wanderke Gerrijtsen. De vader Teunis Gerrijtsen, zoon van Gerrijt Tonnissen op "de Groote Haar", is in 1696 getrouwd met Lubbeke Alberts. Na haar overlijden hertrouwde Teunis in 1710 met Wanderke ten Spencke.

Daarmee was de oplossing gevonden! De overeenkomsten met wat ik reeds wist zijn duidelijk. Bekend was dat Rutger (ook wel als Rutgert geschreven) een zoon was van Teunis. Vader Teunis en Wander waren, volgens de Das-collectie in Winterswijk, uit Haarlo afkomstig.

Via de volgende feiten en veronderstellingen ben ik tot de conclusie gekomen dat Rutger en Lubbert dezelfde persoon was:

- Lubbert en Rutger zijn beide in 1715 geboren. Van de naam Lubbert Teunissen of Lubbert Gerrijtsen is later nergens meer iets gevonden.
- Teunis en Wander uit Haarlo is mogelijk een verschrijving of verbastering van Teunis en Wanderke 'van de Haar' in Ruurlo. Het is ook mogelijk dat de naam 'Ruurlo' in een onduidelijk handschrift is geschreven en daardoor is gelezen als 'Haarlo'. De verschillen lijken klein, maar de gevolgen zijn groot.
- Rutger (= Lubbert) had een broer Jan die op 12 maart 1723 te Ruurlo is gedoopt. In 1744 werd in Ruurlo een Jan Tusschenhuijsen aangenomen als lidmaat van de kerk. Als het hier dezelfde Jan betreft, dan is hij op deleeftijd van 21 jaar aangenomen voor de kerk; een vrij gebruikelijke leeftijd. Jan Tushuijsen, bij zijn huwelijk genoemd als zoon van Teunis Tushuijsen, trouwde in 1754 te Lochem met Engele Kleijn Muetstege. In 1789 overleed Jan Tushuijsen in Ruurlo. Jan en Rutger hebben vrijwel zeker dezelfde vader Teunis en zijn dus broers. Twee personen in dezelfde periode die twee verschillende personen Teunis Tushuijsen als vader hebben is zeer onwaarschijnlijk.
- Rutger noemde zich in Winterswijk eerst Rutger Tushuijsen en later Groters. De achternaam Tushuijsen is waarschijnlijk afgeleid van boerderijnaam Tijshuis (ook wel Slottboom genoemd) in Huppel onder Winterswijk, waar Rutger omstreeks 1742 heeft gewerkt bij zijn zwager Harmen Slotboom. Tijshuis is verbasterd tot de achternaam Tushuijsen.Tot begin 19e eeuw was het niet verplicht om een vaste achternaam te hebben. Vaak werden patroniemen gebruikt doordat kinderen achternamen kregen die waren afgeleid van de voornaam van hun vader. Bijvoorbeeld de vader van Rutger was Teunis Gerrijtsen, die weer een zoon was van Gerrijt Tonnissen.

De vraag is nu waarom Lubbert zijn voornaam heeft veranderd in Rutger? Dat maakt het voor de nakomelingen niet gemakkelijker om de herkomst van de familie te achterhalen. Maar dat Rutger het niet altijd zo nauw met de regels, zien we in zijn latere levensloop wel weer terug.

Rutger was in 1742 knecht bij zijn zwager Harmen Slotboom. Ze zijn samen in 1742 veroordeeld voor het stelen van een paard van Hendrik Geerdink op erve Douven. Nadat ze in afwachting van de definitieve veroordelingeen maand gevangen zaten, hebben ze vervolgens 300 gulden boete betaald (bron: ORA Bredevoort inv.nr. 12). Tussen 1742 en 1748 kwam Rutger op deboerderij Groters in Henxel wonen en hij noemde zich vervolgens Rutger Groters. In 1748 woonde Rutger Groters volgens de Liberale Gift in het Rot van Willem Mierdink in Henxel. Zijn bezit werd toen onder de 500 gulden geschat. Harmen Slotboom, zijn zwager en voormalige heer, woonde in 1748 nog steeds in Huppel in het Rot van Wander Boijnk.

De naam Groters kwam nog niet voor in de lijst van verpondingen in 1529 en 1649. Groters werd in 1721 voor het eerst genoemd in het trouwboek van Winterswijk als in dat jaar Henrich Groters trouwt met Jutte Schreurs. In de Liberale Gift van 1748 werd vermeld dat in Henxel 26 boerderijen stonden met in totaal 168 inwoners. Acht boerderijen hadden twee paarden en acht boerderijen hadden 1 paard, waaronder Groters. In 1846 had boerderij Groters huisnummer 35. Nu woont mevrouw Esselink-Groen op Oud Grooters aan de Henxelseweg 11 op de kruising met de Schaapsweg. In het huis Grooters aan de Henxelseweg 9 woont nu de familie Heesen. Het huis op Schaapsweg 10 wordt het Guldenhuisje genoemd. Op 23 februari 2003 heb ik deze huizen opgezocht.


Bij de volkstelling van 1947 waren er 548 naamdragers Gro(o)ters inNederland:
Groters Grooters

Drenthe 18
Overijssel 30 236
Gelderland 120 74
Noord-Holland 7 52
Zuid-Holland 11

Totaal 157 391

De plaatsen waar de namen het meeste voorkwamen in 1947:

Voorst 55
Deventer 53
Amsterdam 44
Steenwijkerwold 38
Almelo 26
Hellendoorn 25
Eibergen 24
Ommen 23
Ede 23
Enschede 20
Winterswijk 19
Hardenberg 15


Waar komen we de naam Tushuijsen nog meer tegen?

Het goed Tushuisen kwam voor onder Drempt bij Doesburg in het verpondingskohier van 1645-1650 (afschrift Kreynck, stadsarchief Zutphen).

In het blad "Geschichter der Westphälischen Geschlechter" (Otto Zeller,Osnabrück, 1966) is het volgende te vinden:
"Tuschusen. Lubbert de Tuschusen, 1154-1173 Zeuge in Urkunden der münsterschen Bischöfe Friederich und Ludwig; in einer Urkunde von 1160 heißt er Luidbertus de Thuskhusen und im Wolfsding zu Almunsberg (confer. Aldendorf) Luidbertus de Tuskehusen unter den Ministerialen des münsterschen Bischofs Hermann."

De achternaam Tüshaus kwam ook voor in Kreis Borken, een eindje over de Nederlands-Duitse grens. De familienaam Tüshaus is gevonden in de plaatsen Borken, Heiden, Raesfeld en Reken. De veldnaam Tüshaus in Borken en Heiden is ook op een plattegrond terug te vinden. Een David Tushuijs uit Heiden (gemeente Borken) is op 16 mei 1686 in Winterswijk getrouwd met Geesken Klandermans. Verder is in Aalten op 23 oktober 1745 een Aaltje Túshaus uit Borken getrouwd met Jan Willem Kortbeek. In Winterswijk is in 1683 een Evert Ernsten alias Tushuijsen met Geertjen Waijerdinck getrouwd. Hij kwam uit Emmerik/Elten of Groot-Azewijn.Enkele kleinkinderen van hem woonden in Tushuijsen. Maar in de kerkboeken van de gemeenten Borken, Bocholt, Raesfeld, Reken, Duisburgen Emmerik is geen Teunis of Rutger Tushuijsen of Tüshaus gevonden.

De naam Tushuijsen is wel bekend als buurtschapje tussen Suderwick en Spork net over de Duitse grens (zie onder). In het blad "Unser Bocholt"nummer 3, 52e jaargang staat een artikel "Chronikalische Nachrichten zur kath. Kirchengemeinde St. Michael Suderwick" op blz. 6 "Zu dieser Pfarrkirche gehört Suderwick seit 779 mit Thushuisen, einem im jetzigen Spork gelegenen Herrensitz (Awater)". Het huis Emsing staat ook op de kaart in het gemeentearchief van Aalten met de omgeving van Aalten, blad41, schaal 1 : 50.000 van de Topografische dienst in Emmen. De gegevenszijn verkend in 1844 en gegraveerd door het Ministerie van Oorlog in1852.

Tushuisen is dus ook de naam van een buurtschapje tussen Suderwick en Spork. Tegenwoordig staat op veel kaarten de nieuwe naam van een vroeger kasteeltje Emsing, nu A-water geheten naar latere en huidige eigenaren/bewoners Hubert Awater. De boerderijen als buurtschap werd toen Tushusen genoemd en behoorde tot de "klokkenslag" van Dinxperlo, zodat veel dopen en huwelijken in het Dinxperlose DTB zijn terug te vinden of in de St. Georgkirche van Bocholt. Het kasteeltje isafgebroken, maar de wapensteen zit nu in de muur van een daar gebouwde bungalow. In "Unser Bocholt" heeft een artikel gestaan over "Das adelige Haus Emsing (ook "Tüshaus" genoemd) een fürstbischöflich- münsterscher Rittersitz" werd voor het eerst in 1379 genoemd. Er behoorden 6 boerderijen onder nl: Stump, Legelang, Hüningsmann, Hüttemann, Schroeren Postenbrok, verder een weide bij Jägerink en de windmolen van Venderbos in Suderwick (later Hubers) van 1663. Na de Reformatie heef tEmsing ook nog als katholieke kerk gediend voor Suderwick en omgeving, voordat de kerk in Suderwick en de Kreuzkapelle Hemden gebouwd werd. Er waren vroeger ook veel verbindingen met IJzerlo, want hemelsbreed is het maar een paar kilometer, waarschijnlijk was er wel een voetpad over de Bruningerweide.

Elisabeth DIETERINK, daughter of Hendrick WASSINCK and Elisabeth GIJSKES, was christened on 10 January 1712 in Winterswijk.1 She was born about 1712. She lived in 1738. Elisabeth has reference number C. Ze werd geboren op Dieterink of d'n Deter in Meddo. Haar moeder waseerst in 1689 gehuwd met Wander Detterdinck en later in 1701 metHendrick Wassinck (alias Dieterink). Elisabeth werd op kerstmis 1737 alslidmaat van de kerk in Eibergen uitgeschreven naar Winterswijk.

Dieterink was eigendom van havezate Waliën in Huppel, dat grenst aanMeddo. Bij de doop van zuster Agnes Margret Dieterink in 1702 was vrouweHelena Catharina Clautier doopgetuige. Ze was weduwe Van Keppel enfreulijn van Walijen op de havezate Waliën. De boerderij Dieterink ofDetterdink was eigendom van de havezate, waarvan de familie Van Munsterdestijds eigenaar was. Tot de oudste goederen in het kerspel Winterswijkbehoorden een viertal aanzienlijke huizen: Buurse, Ravenhorst, Waliën enPlekenpol. In 1605 laat Jacob van Munster de havezate Waliën na aan zoonHerman van Munster. In 1688 verkoopt een nakomeling van Jacob vanMunster (overleden in 1712) de havezate aan Samuel Clautier, die hetopdraagt aan Johan Clautier, die het weer bij zijn dood nalaat aan zijnzuster Henrica Geertruyt Clautier. Helena Catharina Clautier, weduwe VanKeppel, erft van haar zuster en wordt beleend in 1704. Zij laat het goedbij testament na aan Geertruid Clautier en Eleonora van Bassen. In 1805verkopen de erfgenamen van Evert Ludolph van Heeckeren het goed aanHarmen Jan Tenkink en diens vrouwe Catharina Maria Kossink. Boerenervendie in 1805 in bezit van de havezate waren: Keyewijk, Bonekink,Bovelink, Jageweg, Het Pas en de katersteden Buitenbos, Alefsplaatsjenen Pashuisken. Tegen het einde van de 16e eeuw hadden de bezitters vanWaliën ook in andere buurtschappen verschillende bezittingen, onder meerTer Borg, Ulewijk, Lutjen-Kossink en Breurink in Ratum, Kamphuis enKreyl in Dorpbuurt, Debinkwerde en Deterdink in Meddo. Hoewel Harmen JanTenkink, die in 1805 het landgoed kocht, kosten noch moeite spaarde omhet huis en hof uit zijn verwaarloosde toestand te halen, had hij tochsnel met onverwachte moeilijkheden te kampen. In 1840 en volgende jarennamelijk, toen de grote trek naar Amerika vooral onder de boeren eenaanvang genomen had, gingen ook bijna alle Waliënse pachters hun gelukin de nieuwe wereld beproeven en stonden gedurende enkele jarenverscheidene van zijn bouwhoeven leeg, wat voor de havezate bedenkelijkegevolgen zou hebben, als niet de wakkere eigenaar zich enige ossen hadaangeschaft, waarmee hij al het land van de onbewoonde boerderijen wistte ploegen en te bebouwen. Na zijn dood werden zijn zoon en later diensschoonzoon F.J.A. Hugenholz bewoners en eigenaren van Waliën, terwijl delaatste erfgenamen, de families Hijink en Lindeman, bij het begin van de20e eeuw het landgoed onder de hamer brachten nadat het in 1908 wasafgebrand. Met als gevolg dat het in verschillende delen uit elkaar ging(bron: Het oude kerspel Winterswijk, B. Stegeman, 1927).

In 1988 woonde G. te Strake op Dieterink huisnummer 129, nu Meddoseweg26 (bron: Meddo's verleden, Riek Beskers, 1995).

Op pagina 385 "Verscheidenheden":
Het wapen van Winterswijk, vastgesteld in 1816, is gemaakt naarafbeelding, voorkomende op een vaandel der burgerij van het jaar 1748(zilveren windhond met gouden halsband op donkerblauw veld). Voor hetblauw werd bij de officiële vaststelling echter sabel genomen.
Aan het hoofd van de gemeente stond vroeger de voogd, bijgestaan dooréén of twee ondervoogden. In de Franse tijd werd zijn titel veranderd inmaire, later in burgemeester.

Rutger TUSHUIJSEN and Elisabeth DIETERINK-C had the following children:

+19

i.

Jan Hendrik TUSHUIJSEN.

+20

ii.

Teunis TUSHUIJSEN.

+21

iii.

Hendrik TUSHUIJSEN.

+22

iv.

Joost TUSHUIJSEN-C.

+23

v.

Wander TUSHUIJSEN.

+24

vi.

Gesina Lisabeth TUSHUIJSEN-C.

+25

vii.

Gerrit TUSHUIJSEN-C.